Fruitsoorten

Zoals elke fruitstreek in Nederland heeft ook Limburg haar fruitrassen die typisch voor de eigen streek genoemd mogen worden. De meeste vruchtnamen de regio zijn echter synoniemen van een officieel ras of worden aangeduid als een niet-erkende variant van een officieel ras. Limburg is door zijn ligging, in het verleden meer gericht op de nabije buren België en Duitsland. De huidige Euregio is nabijer dan de randstad. Het is dan ook niet verwonderlijk dat fruitrassen uit beide landen vrij veel zijn aangeplant. Met name tussen 1850 en 1900 was er door stijgende prijzen voor fruit en ware explosie van het aantal boomgaarden.

Appels

Het meest bekende Limburgse ras is een appel, namelijk de ‘Sterreinette.’ Andere benamingen zijn ‘Sterappel’ of ‘Pomme de Coeur’. Het is een Limburgs appelras, omdat de eerste vermeldingen van dit ras aangeven dat het oorspronkelijk afkomstig is uit de streek tussen Maastricht en Tongeren.

Een tweede bijzonderheid was dat de ‘Sterappel’ vroeger meer dan elders in het land veel voorkwam in Limburgse boomgaarden. In de periode van de vijftiger tot zestiger jaren van de vorige eeuw werden veel hoogstambomen gerooid en overgeschakeld op laagstam teelt. De ‘Sterappel’ bleek daarop opvallend slecht te gedijen en bleef daardoor bestaan als een hoogstam ras. Het assortiment aan typische Limburgse appelrassen is uitgebreid. Naast de al genoemde ‘Sterappel’ zijn het meest bekend het ‘Eijsdener’ en ‘Gronsvelder Klumpke’. Deze soort werd rond 1840 rond Eijsden opgemerkt. Het Klumpke dankt zijn naam het bijzondere bobbeltje op de appel bij de vrucht steel. Het ‘Gronsvelder Klumpke’ is een dieprode appel, een klein beetje gestreept, het ‘Eijsdener Klumpke’ heeft daarentegen gewoon een groene kleur met een rood streepje.

Eijsdener Klumpke
Klumpke
Gronsvelder Klumpke

Ook het ‘Sevenummer Striepke’, de ‘Limburgse Bellefleur’, de ‘Schone van Moorveld’ het ‘Schimmerts Rozeblaadje’ de ‘Thorner Reinette ‘en de ‘Reymerstokker Kroonreinette’, zijn gekende in Limburg voorkomende appelrassen.

In het Engelse Brogdale worden 3500 appelrassen in een mondiale genenbank met twee bomen per ras bewaard. De Klumpkes zijn er wel aangetroffen, maar de overige rassen niet.  Appels worden op vele manieren verwerkt, niet alleen als handappel, maar ook in talrijke recepten, van appeltaarten tot appelmoes of gebakken met bloedworst. Er zijn in Limburg enkele bedrijven die appelsappen maken, al of niet in combinatie met andere fruitsoorten met kersen en peren. Ook zijn er initiatieven van fruitverenigingen, waaronder het PGL, om leden de gelegenheid te bieden hun eigen appels tot sap te laten persen. Het maken van stroop kwam vooral in de Euregio voor. In het verleden waren er in vele Limburgse dorpen stroopmakerijen, die elk een eigen smaak hadden op basis van het lokale fruit en stookwijze. Limburg kent nog vier ambachtelijke stroopstokerijen, in Eckelrade, Klimmen, Holtum en het Belgisch-Limburgse Romberg. In Ohé en Laak staat stroopmakerij ‘Ut heilig vuur’ van de heer Ger Graus. Het ambachtelijk stoken van Limburgse stroop kreeg in 2017 officiële erkenning als nationaal cultureel immaterieel erfgoed. Het bij dit predicaat horende certificaat werd in april van dat jaar uitgereikt op het gemeentehuis van Eijsden-Margraten

Peren

Peren zijn grofweg te onderscheiden in handperen en stoofperen. Alhoewel er ook in Limburg de nodige peren zijn aangeplant heeft zich nooit een bepaalde peer ontwikkeld tot een typisch streekeigen ras. De ‘Herfstpeer van Geulle’, ‘Kelmonder Grijskes’ en de ‘Bungerkes’ zijn als Limburgse perenrassen aan te duiden.
Tot aan de achttiende eeuw waren de meeste perensoorten alleen geschikt om te stoven of te bakken. Ze waren zeer gewild, omdat ze een van de weinige vruchtensoorten waren die de lange winterperiode konden overbruggen. Zoals het ‘Bungerke’, een klein peertje, dat geschikt is als stoofpeer en dan bruinrood stooft. Het stoven van peren werd al lang gedaan, maar niet elke peer is ervoor geschikt. Zoals de ‘Herfstpeer van Geulle’ een grote boom, die goed vruchtbaar is. De peer is vooral geschikt om in de fabriek te verwerken in glazen potten of thuis te wecken.

‘Clapp’s’

De ‘Clapp’s’ is een sterk groeiende perensoort. De bijzondere vorm draagt prachtige vruchten en wordt geroemd als één van de mooiste vruchten van alle perenbomen.  Het is een groen tot gele peer met een dieprode blos aan de zonkant en heerlijke zoet en sappig van smaak. Deze handpeer kan, als ze wat eerder wordt geplukt verwerkt worden in compote. De ‘Clapp’s’ werden vroeger veel geweckt, het vruchtvlees blijft mooi wit. De peren zijn van eind augustus tot begin september te plukken en gekoeld enkele weken te bewaren.De ‘Clapp’s’ werden vroeger veel geweckt, het vruchtvlees blijft mooi wit. De peren zijn van eind augustus tot begin september te plukken en gekoeld enkele weken te bewaren.

‘Gieser Wildeman’

Tot de meest geteelde stoofpeer behoort de ‘Gieser Wildeman’ die  door de consument als stoofpeertje zeer wordt gewaardeerd. De boom groeit matig tot een gedrongen boom met sterk opgaande takken. De ‘Gieser Wildeman’ draagt vroeg en is matig productief. De peer is klein en mooi peervormig en regelmatig gevormd. Het vruchtvlees is wit, vast en licht korrelig. Na het stoven wordt de peer bruinrood en het vlees heerlijk zacht met een zoete smaak. Suiker toevoegen is niet nodig.

‘Doyenne du Comice’

De boom groeit langzaam vormt steile takken en bloeit laat, van eind april tot half mei en kan zichzelf bestuiven. Kruisbestuivers bijvoorbeeld een ‘Conference’ of ‘Clapp’s’ in de nabijheid geven meer en beter gevormde vruchten.

De ‘Doyenne du Comice’ kent beurtjaren, waardoor het ene jaar veel vruchten en het andere jaar bijna of geen vruchten aan de boom hangen. Door in een jaar met veel vruchten flink te dunnen kunnen beurtjaren tegengegaan worden. De pluktijd valt in eind september. De peren kunnen lang worden bewaard (in een koelopslag tot maart), dat en vooral de smaak maakt deze peer zo geliefd. De ‘Doyenne du Comice’ is groot, breed en onregelmatig gevormd. Het is een goede, zoete en zeer sappige handpeer met een aromatische smaak en zacht vruchtvlees.

‘Conference’

In Nederland is de ‘Conference’ de meest geteelde en wel bekendste handpeer. Het is een oude soort die in 1884 voor het eerst in het Engelse Cheswick werd tentoongesteld. De boom groeit matig sterk en heeft een piramideachtige vorm. De ‘Conference’ groeit goed en is zeer vruchtbaar.  De bloeitijd is van april tot mei. Als bestuivers zijn de ‘Clapp’s’, ‘Doyenne du Comice’ en ‘Gieser Wildeman’ geschikt. De peer heeft een langgerekte vorm, wordt middelgroot tot groot met een heldergroene kleur met roestvlekken.

Het vruchtvlees is net als bij de ‘Doyenne du Comice’, zoet, saprijk en zacht van smaak. De peer kan geoogst worden vanaf midden september tot midden oktober. Deze stevige peer die echt rijp gegeten moet worden om het sappige karakter te proeven. De ‘Conference’ is door de lange houdbaarheid het langst verkrijgbaar en daardoor populair.Peren bevatten de minste fruitzuren. Daardoor zijn ze aanmerkelijk zoeter dan appelen. Peren zijn erg gezond en door het hoge gehalte aan kalk, kalium, fosfor en ijzer werken ze vochten vet-afdrijvend.

Pruimen

De meeste hoogstam pruimenbomen dragen al vrucht na drie jaar. Pruimenbomen hebben een beperkte levensduur van ongeveer twintig jaar. De pruim is een gezonde en heerlijke vrucht om uit de hand te eten, verwerkt tot pruimenvlaai of in andere gerechten. Een van origine Limburgse pruim is onbekend, maar het assortiment aan aangeplante pruimenrassen in het heuvelland is erg gevarieerd.

‘Sjweikeser Réngelaot’

Een heerlijke Limburgse pruim is de  ‘Sjweikeser Réngelaot’, een wortelechte aflegger van de ‘Reine Claude Verte’. De ‘Reine Claude Verte’ geldt volgens veel liefhebbers als de allerlekkerste pruim en wordt niet voor niets “Reine”, koningin, van de pruimen genoemd. Het zijn ronde, geelgroene tot paarse zoete vruchten, zeer smakelijk met een karakteristiek aroma. De Stichting ‘Sjweikeser Rèngelaot’ zet zich in deze heerlijke pruim in Sweikhuizen en omgeving terug te brengen en in stand te houden.

Enkele ‘Reine Claude’ rassen die al vele jaren in Limburg groeien zijn: ‘Reine Claude d ‘Althann’, een  ras uit Tsjechië rond 1850, tamelijk grote paars/blauwe vrucht, goudgeel vlees, sappig en zoet. De ‘Reine Claude d’Oullins’. In de 19e eeuw in Frankrijk gevonden, grote geel/groene vruchten die prima smaken bij niet te grote dracht en een sterke groeier. Dit ras werd op de Limburgse veilingen veel aangevoerd als ‘Doelens’ omdat deze naam gemakkelijker was.

‘Mirabelle de Nancy’

Een ander ooit belangrijk ras is de ‘Mirabelle de Nancy’. Al eeuwen bekend in de Elzas maar een eeuw geleden ook aangeplant bij kasteel Mheer in Margraten.

Het ging om 800 stuks die als ‘wijkers’ dienst deden in de hoogstamboomgaard. In het beste oogstjaar was er een oogst van bijna 100.000 kg. ‘Wijkers’ zijn bomen die sneller groeien en minder oud worden, zo’n twintig tot dertig jaar en worden dan gekapt. ‘Blijvers’, zoals perenbomen groeien langzaam en kunnen heel oud worden. Het ras wordt veel gebruikt voor eau-de-vie en geconserveerd in glazen potten. Het is een geel pruimpje met rode stippen, zoet, eind augustus rijp met als plaatselijk synoniem ‘Mhaerder Sjiétpruumkes’.

‘Belle de Louvain’

‘Belle de Louvain’, Belgisch, gevonden door Alexander Bivort op de kwekerij van ‘Van Mons’ in Leuven en in 1845 in de handel gebracht. Het is een forse rood/paarse pruim, enigszins melig vruchtvlees maar uitstekende jampruim. Heeft vele synoniemen en is over heel Europa verspreid. ‘Anna Späth’, ontdekt in 1870 in Kadoszbeg Hongarije en door de Duitse boomkwekerij ‘Späth’ uit Berlijn in de handel gebracht. Een laatrijpend ras, blauw tot dieppaars met zoet sappig groen/geel vruchtvlees.  ‘Hauszwetsche’ een bekend ras met meer dan 100 synoniemen wat een indicatie is dat het een oud ras is. In ons land ook enkele bakpruim genoemd, een blauwe kwets met een aromatische zoete smaak die zeer geschikt is voor keukengebruik als jam, gebak en om te drogen. ‘Reine Victoria’, Engeland rond 1840. Zeer rijk dragend ras dat sterk gedund moet worden met rode vruchten die lang houdbaar zijn. Een handpruim maar beter voor de keuken.

‘Opal’

‘Opal’ is het meest aangeplante ras in de beroepsteelt en zeer geschikt voor de particuliere tuin. ‘Opal’ een vrij jong Zweeds ras uit een kruising van ‘Reine Claude d’Oullins’ met de ‘Early Favorite’ uit 1920. Is rood/oranje tot bijna paars met een goede  smaak en lekker aroma en is zelf-bestuivend.


Kersen

Een van de  grootste hoogstam kersenteelt concentraties van Nederland kwam voor in Zuid Limburg. In de eerste helft van de vorige eeuw ging in de kersentijd dagelijks een goederen trein geladen met kersen vanuit Zuid Limburg door aangrenzend België richting de kust om dan verscheept te worden naar Engeland. Vooral de ‘Abesse de Mouland’ (uit Moelingen bij Visé, de Voerstreek dus) die bekend staat als de ‘Bastaard Dikke’ was in Engeland erg gewild. Voor consumptie, maar vooral ook om tot kleurstof te worden verwerkt voor wol. De kleur van een kers kan variëren van geel tot zwartrood en alle denkbare schakeringen daartussen. Rassen met gele tot roodgele vruchten zijn vrijwel in ons land verdwenen omdat ze er minder aantrekkelijk uitzien en daardoor niet worden gevraagd. Nu kennen we vooral rassen met rode tot zwart/rode vruchten, zo heeft de ‘Bastaard Dikke’ een gitzwarte kleur. Vruchtensoorten in het algemeen en in dit geval kersen hebben vaak bijzondere namen, vernoemd naar de teler, een plaats/streek of aparte kenmerken. Bekende soorten in het assortiment zijn onder andere ‘Pater van Mansfeld’, ‘Vroege van Werde’, ‘Gros Royal’, ‘Hedelfinger’, ‘Early Rivers’, ‘Gascognes’, ‘Mierlose Zwarte’, ‘Koningskers’, en ‘Udense Spaanse’, ‘Basterd Dikke’.

 ‘Bastaard Dikke’

De ‘Bastaard Dikke’ is maar een vrij kleine kers maar heeft bij rijpheid een glanzende en gitzwarte kleur, vruchtvlees ook zwart van kleur, sappig en vrij stevig met een bij volle rijpheid een zoete en voortreffelijke smaak. De boom groeit sterk uit tot een rijk dragende grote boom. De bloei is matig en draagt vroeg. De kersen rijpen eind juli. In Zuid Limburg zijn bomen voorgekomen met ruim 1000 kilo kersen, goede bestuivers om zo’n oogst te krijgen zijn daarbij wel noodzakelijk.

‘Pater van Mansfeld’

De ‘Pater van Mansfeld’ is een sterk groeiende boom en draagt vrij vroeg met regelmatig vruchten.

De kersen zijn redelijk groot en glanzend, roodbruin van kleur, met vruchtvlees dat ook roodbruin van kleur is. Het is een vrij stevige en sappige vrucht, zoet van smaak en een heerlijk aroma. Deze kersen rijpen begin juli, als de boom rijk draagt kan de kers kleiner zijn. Bij nat weer is deze kers gevoelig voor scheuring. De maat van de vrucht, barst gevoeligheid en smaak van sommige soorten is voor telers reden om steeds op zoek te gaan naar nieuwe soorten.

‘Hedelfinger’

Een veelgevraagde kers was en is de ‘Hedelfinger‘ een grote tot erg grote, glanzende kers, donkerbruin van kleur, met matig hard vruchtvlees, sappig en een erg goede smaak met een iets naar amandel-smakend aroma. De boom groeit middelmatig sterk met een vrij brede kroon. De ‘Hedelfinger’ is een late bloeier die vroeg maar wel onregelmatig vruchten gaat dragen. In een goed jaar kan de oogst overvloedig zijn. Ze rijpen tot eind juli en zijn bij nat weer gevoelig voor scheuren.

Het hoogtepunt van de hoogstam kersenteelt was in de vijftiger en zestiger jaren. Daarna ging het bergafwaarts. In Zuid en OostEuropa was het klimaat beter en lagen de arbeidskosten lager. Kersen telers met hoogstambomen konden de concurrentie niet aan, en werd commercieel niet meer interessant. Duizenden hoogstambomen werden gerooid en verdrongen door de zoete kersen op laagstam. Gelukkig zijn vanaf de jaren negentig weer hoogstam kersenbomen aangeplant. Nieuwe soorten die (nog) dikker zijn dan de Hedelfinger deden hun intrede onder andere de ‘Burlat’, ‘Merchant’, ‘Kordia’, ‘Regina’, ‘Lapins’ en ‘Karina’.

‘Burlat’

Een oud, Europees ras, dat over de gehele wereld is verspreid en in vrijwel alle kersen producerende landen wordt geteeld.

De ‘Burlat’ kleurt heldertot donkerrood met geel, zoet en sappig vruchtvlees. De ‘Burlat’ is een grote, glanzende en stevige kers en is zowel geschikt voor verse consumptie als voor verwerking. De ‘Burlat’ is net als de ‘Merchant’ een vroege rijper en wordt eind mei, begin juni geplukt. De kersentijd duurt zo’n zeven weken, afhankelijk van het weer. Ook bij kersen dienen voor bevruchting meerdere rassen bij elkaar worden gezet. Een stuk of vijf verschillende rassen is een goed hobby-assortiment. Halverwege de kersentijd rijpers zijn de ‘Samba’ en ‘Vanda’ geschikt. Als late rijpers zijn ‘Karina’, ‘Skeena’ en ‘Sweetheart’ aanbevelenswaardig.

Er komen jaarlijks nieuwe soorten bij op de markt, afkomstig uit heel de wereld. Toch heeft ook de kersenteelt het moeilijk door de kersenvlieg en de Suzuki. Vooral deze laatste is moeilijk te bestrijden. Het verdient daarom aanbeveling om vroege soorten aan te planten. Zoals bijvoorbeeld de ‘Pater van Mansfeld’ want die hebben minder of geen last van eerder genoemde vliegen.

Walnoten in Limburg

Van oudsher staan in Limburg rond boerderijen, landgoederen en kastelen notenbomen. Walnoten werden beschouwd als een bijproduct in de fruitteelt. Meestal betrof het opkweek van spontane zaailingen. Walnotenbomen werden vaak geplant tussen het vee en de slaapkamers, zo was de walnotenboom een barrière tegen de muggen. De walnoten waren een voedingsbron in de winter. Een walnotenboom vraagt doorgaans voldoende ruimte. De boom kan tot tien meter in doorsnede en tot vijftien meter hoog worden. Het duurde wel 10 tot 15 jaar voordat de dracht inzet, maar dan kan de boom wel 100 jaar noten geven. Om die reden is het kopen van een walnotenboom, van een aantal jaar oud, aan te raden. De walnoot houdt van vochthoudende grond: klei, zand, löss, zavel.

Uit onderzoek is gebleken, dat walnoten gezond zijn. Biologisch geteelde walnoten zijn rijk aan antioxidanten en bevatten veel omega 3. Walnoten bevatten onder meer Vitamine B1 en een aantal mineralen, zoals fosfor, magnesium, zink, ijzer en kalium. De vorm van de walnoot doet denken aan de vorm van menselijke hersenen en diverse voedingsstoffen van de walnoot zijn goed voor diezelfde hersenen. Walnoten remmen ontstekingen, leveren goede bacteriën in de darmen en verminderen de kans op soorten kanker. Walnoten stabiliseren het lichaamsgewicht en verlagen de suikerspiegel en zorgen voor een betere beheersing van de bloeddruk. Walnoten bestaan in een groot aantal soorten in verschillende werelddelen. Kleur, grootte en smaak kunnen sterk van elkaar verschillen.

‘Buccaneer’

Een ras dat afkomstig is uit Neer bij Roermond. De boom vormt een opgaande bladerkroon. De noten zijn rond van vorm en tamelijk groot met een prima smaak. Omdat de ‘Buccaneer’ later in het voorjaar uitloopt, is er minder kans op schade door nachtvorst. Het ras wordt nog steeds voor aanplant aanbevolen, zowel door hobbyals door commerciële telers. ‘Buccaneer’ is een zelf bestuivend ras, weinig vatbaar voor ziekten en hoeft geen gewasbescherming. Veredeld op ‘Junglans Regina’ als onderstam begint de vruchtzetting na een jaar of vijf.  

Noten zijn tweehuizig, er zitten zowel mannelijke en vrouwelijke bloemen op een boom. De bestuiving is daarom meestal geen probleem, maar in sommige jaren loopt de bloei van de mannelijke en vrouwelijke niet gelijk en dan moet een bestuiver van de andere soort uitkomst bieden. Bij sommige rassen is er zelfs helemaal geen overlap tussen de mannelijke en vrouwelijke bloei. Dan is het noodzakelijk om er een ander ras bij te planten om vruchtdracht te krijgen. Vanwege het gevaar van late voorjaarsnachtvorst is het in ons land van belang late bloeiers te gebruiken. Laatbloeiende rassen zijn bijvoorbeeld ‘Kwanten’, ‘Giesenheim’ en ‘Mars’. De ‘Buccaneer’ wordt een grote boom en is een zeer goede kruisbestuiver voor een grote groep van andere rassen. Voor een optimale bestuiving over en weer is de bestuiving van een boom van het ras ‘Broadview’ in de nabijheid geschikt. De ‘Buccaneer’ geeft kwalitatief goede noten, maar draagt ten opzichte van bijvoorbeeld de ‘Broadview’ een stuk minder noten.  

‘Broadview’

Deze walnotensoort is oorspronkelijk afkomstig uit Odessa (Rusland). De ‘Broadview’ groeit uit tot een mooi gevormd boom met langwerpige smaakvolle vruchten, met weinig groeven, een goede zelf bestuiver en het wordt niet een hele grote boom. Dit maakt de boom geschikt voor aanplant in kleine tuinen, bovendien is ze erg winterhard. De vrucht rijpt van eind oktober tot begin november. De ‘Broadview’ is zeer productief, al vanaf jonge leeftijd. De boom groeit met matige snelheid, op latere leeftijd neemt de groei zelfs sterk af.

‘Coenen’

Het ras ‘Coenen’ is een uit Veghel afkomstig ras en een fors groeiende boom, die vroeg uitloopt.  De boom is sterk en een gezonde groeier met een brede, losse en open kroon.

Dit ras is erg vruchtbaar. De ‘Coenen’ loopt vroeg uit, en omdat de vrouwelijke katjes de groei van de mannelijke katjes overlapt zou zij zich mogelijk zelf kunnen bestuiven, maar toch is er een mannelijke kruisbestuiver nodig om een rijkere vruchtzetting te garanderen. Hiervoor is een ander ras nodig als bestuiver met vroeg bloeiende mannelijke bloemen. De noten van dit ras hebben een goede smaak en zijn tamelijk groot.  ‘Broadview’ zou hier geschikt voor kunnen zijn. De noot is groot en langwerpig, blank en glad, de vruchten smaken prima.

‘Jupiter’

Een boom met vrij grote walnoten is de Jupiter met een hoge productie en het wordt een kleine zelf bestuivende boom. De ‘Jupiter’ is een goede bestuiver voor de ‘Mars’.

 ‘Mars’

Dit walnoten ras komt van oorsprong uit Tsjechië en komt van de zelfde vinder als de ‘Jupiter’. De boom vormt een mooie kroon en past goed in een park of grote tuin.

De ‘Mars’ is grotendeels zelf bestuivend maar de ‘Jupiter’ is een goede bestuiver voor de ‘Mars’. De ‘Mars’ is een rijk dragend ras en gedijt goed in koudere regio’s met late nachtvorst en groeit de eerste behoorlijk snel.  De boom  geeft flinke ronde  noten die erg goed van smaak zijn en lang houdbaar zonder smaakverlies. Voor een goede bestuiving is het aan te raden meer bomen te hebben staan, met genoeg ruimte ertussen, veel zon zorgt voor een goede oogst.

‘Franquette’

Dit oude ras is afkomstig uit de Franse Dordogne streek (Vinay). De boom is bolvormig met halfopen kroon en een sterke groeier. De boom kan tussen de 20 en 30 meter hoog worden. De ‘Franquette’ is goed  winterhard en doordat de knoppen laat uitlopen ontlopen ze de nachtvorst in het voorjaar.  

In mei verschijnen de mannelijke en vrouwelijke bloemen enigszins gelijktijdig zodat bestuiving mogelijk is. Voor een echt goede bestuiving is het raadzaam een ander ras in de buurt te zetten, bijvoorbeeld  de ‘Buccaneer’. Dit is te wijten aan het feit dat de vrouwelijke bloemen erg laat bloeien, hierdoor missen ze de mannelijke bloei van de meeste andere rassen. De ‘Franquette’ is een laat soort die na andere walnoten geoogst kan worden. De ‘Franquette’ geeft mooie blanke noten die geheel schoon uit de bolsters vallen.  Volgens kenners  levert  de ‘Franquette’ zeer smakelijke vruchten. Walnoten zijn lekker en gezond en worden verwerkt tot olie, pasta of in zijn geheel verkocht. Van de bolster wordt walnootinkt geëxtraheerd, die gebruikt wordt in zeep. De groene onrijpe noot kan worden gebruikt om likeur mee te maken.

Meer informatie over fruitsoorten, de teelt en websites is te vinden onder Media.